Een van de belangrijkste taken van de Staten is om samen met de regering mee te werken aan de totstandkoming van de wetgeving. Elke landsverordening moet door de regering en de Staten gezamenlijk worden vastgesteld. Een door de regering bij de Staten ingediende ontwerp landsverordening moet dus door de meerderheid van de Staten worden aangenomen om in werking te kunnen treden. Naast de mede wetgevende taak heeft de Staten als taak toezicht te houden en controle uit te oefenen op de regering.

Om haar taak te kunnen uitvoeren heeft de Staten een aantal belangrijke bevoegdheden:

  1. Het recht van initiatief: De Staten kan initiatiefnemer zijn bij de totstandkoming van een landsverordening. Elk Statenlid heeft het recht tot dit initiatief. Voor het formuleren van een landverordening is het Statenlid bevoegd om aan een departement of dienst te vragen ondersteuning te bieden bij het vormen van een landsverordeningvoorstel;
  2. Het recht van amendement: Dit houdt in dat een ingediend wetsvoorstel gewijzigd kan worden door de Statenleden alvorens dit wetsvoorstel daadwerkelijk goed te keuren;
  3. Het vragenrecht: Het Statenlid heeft het recht om aan de ministers vragen te stellen over het door hem of haar gevoerde beleid;
  4. Het recht van interpellatie: Naast het recht om vragen te stellen heeft een  Statenlid het recht om een minister ter verantwoording te roepen met betrekking tot een beleidskwestie;
  5. Het budgetrecht: Een Statenlid heeft het recht om duidelijk zicht te hebben op de inkomsten en uitgaven van de overheid;
  6. Het recht van enquête: Dit is een zware vorm van controle op het beleid van één of meerdere ministers. Toepassing van dit recht geeft de Staten gelegenheid om ook instanties en personen buiten de regering te betrekken bij een nader onderzoek naar een bepaald onderwerp.